Eerste deel van een fantasy-drieluik rond draken en drakenjagers
Draken bewaken schatten, dat is bekend. Maar er is nog iets bijzonders aan de hand met die beesten: tijdens de rui veranderen de schubben van de legendarische reptielen in goud. Door dit wonder, waarvan de oorsprong onduidelijk is, besluit een atypisch drietal de handen in elkaar te slaan: Phylogenos van Esquamate, zoon van verdwenen dracologen, Wei, een Chinees piraat die draken kan temmen, en Udo Von Winkelried, nakomeling van een geslacht drakenjagers dat teruggaat op Siegfried. Die drie mannen besluiten de reusachtigste draak te doden die ooit op aarde heeft rondgelopen. Maar om zo’n enorm beest af te maken en de schat in handen te krijgen die zijn lijf vormt, is er maar een oplossing: het doden... van binnenuit. Ze moeten gaan waar nog niemand zich ooit heeft gewaagd: in de buik van de draak.
Het land van de Picten is een duistere jungle waar de lijn tussen beschaving en barbarij dun is. Geen beter symbool daarvoor dan de Zwarte Rivier. Niemand die ze ooit overstak, kan het nog navertellen. Op Conan na welteverstaan: de Cimmeriër ontmoet in de groene hel Balthus, een jonge boer die hij ternauwernood redt uit de klauwen van woeste Pictische krijgers. Samen stropen ze de mouwen op om de kolonisten die zich op deze vijandige gronden gevestigd hebben, te helpen. Zo proberen ze het laatste bastion van de beschaving te redden. Met een tiental man zetten ze een expeditie op naar de machtige tovenaar Zogar Sag. Ze moeten hem bereiken voor hij de clans kan verenigen voor een bloedige invasie...