Wat als de mens als overwinnaar uit de strijd tussen machine en natuur komt? Luz, Sara en Sonntag verschuilen zich. Ze kunnen niet meer terug naar het dorp en besluiten dieper het woud in te trekken. Ze worden nagezeten door schaduwen, want de voortvluchtigen vormen een bedreiging… Luz, omdat ze in de greep zit van Kayenn, het woud rondom hen; Sonntag, omdat zijn menselijkheid Koïos, de entiteit die het vaartuig beheerst, zou kunnen verderven. Wat volgt is een ware strijd tussen natuur en machine. Een strijd die een honderdtal jaar eerder op aarde losbarstte, net voor het vertrek van de Glory… Na Sektor keert Éric Stalner met deze SF-trilogie, die hij samen met Cédric Simon schreef, terug naar zijn lievelingsgenre. Een mysterieuze en ambitieuze saga, die doet denken aan de meesterwerken uit het genre, zoals Avatar of Interstellar.
2189, Milaan. De Glory is het vlaggenschip van de menselijke ruimtevloot. Alles wordt in gereedheid gebracht voor een interstellaire vakantievlucht. Voor kapitein Sonntag is het routine: tijdens de vlucht kan hij 27 daagjes wegdromen in een stasekamer ... Maar als hij wakker wordt, is niets nog wat het lijkt: de Glory raakte op drift en is te pletter geslagen op een heel andere bestemming! Sonntag zit nu samen met de andere overlevenden vast op de planeet Kayenn. Ze proberen het te rooien in een geïmproviseerde stad rond het wrak van hun ruimteschip. Waarom zijn ze op deze vervloekte plek gestrand? En zullen ze er ooit wegraken?
Historisch gesitueerd tweeluik met extra dossier.
Eind negentiende eeuw, een immense sloppenwijk
rond Parijs: de Zone. Daar wonen Eugénie en haar
bende die doorgaat voor haar familie. Vijf mensen
die sterk met elkaar verbonden zijn, te midden misdeelden die overal uit de stad werden verjaagd door
de vastgoedspeculatie. Om haar droom te realiseren,
het heropbouwen van “De Vreemde Vogel”, het
cabaret van haar grootvader, is Eugénie tot alles
bereid. Diefstal, bedrog en chantage behoren tot haar
dagelijkse activiteiten. Maar de almaar gewaagdere
zwendel dreigt het groepje in gevaar te brengen.
En dan heeft Eugénie een beslissende ontmoeting
met de grote Sarah Bernhardt.
64 blz. met extra dossier.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog probeerden duizenden kinderen naar het front te gaan. Nadat hij heeft gelogen over zijn leeftijd gaat de 15-jarige Breton Jean-Corentin Carré in dienst en groeide in die tijd uit tot het beroemdste symbool van dapperheid en patriottisme.
“De dood loert overal om ons heen, het is ons dagelijks leven. Binnen enkele dagen gaan we richting Verdun, oftewel het slachthuis! Moeder, ik ga u zeggen wat er met mijn lichaam moet gebeuren als mij iets ergs overkomt, als ik mocht sterven. Het kan ons allemaal overkomen.”
Jean-Corentin Carré, 1916
Gebaseerd op een waargebeurd verhaal.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.Ok