1959. De ijskoude, mistige straten van de Franse hoofdstad zijn uitgestorven en de politie staakt. Voor de mislukte schrijver Valentin Esbirol is het de kans waarop hij heeft gewacht. Uit pure mensenhaat pleegt hij midden in de nacht een moord en wat hem betreft zal het zeker niet de laatste zijn. Maar opeens krijgt Esbirol te maken met een jongetje op wie hij graag indruk wil maken... Tardi baseerde zijn nieuwe strip op een detectiveroman van Pierre Siniac (1928 – 2002) en maakte er een uitzonderlijk boek van, met niet één maar meerdere ontknopingen waaruit de lezer zelf zal moeten kiezen
Eind 2012 verscheen het eerste deel van Ik, René Tardi, krijgsgevangene in Stalag IIB, een van Tardi’s meest persoonlijke projecten: de stripbewerking van de oorlogsdagboeken waarin zijn vader vijf jaar lang zorgvuldig diens krijgsgevangenschap in Polen vastlegde. De tekenaar laat zichzelf als kind meespelen in het verhaal en weet zo op ontroerende en discrete wijze postuum in dialoog te treden met zijn prikkelbare vader, bij wie deze lange beproeving diepe sporen had nagelaten. Het tweede deel van dit indrukwekkende oorlogsverhaal gaat verder waar het eerste ophield. We volgen René Tardi en zijn lotgenoten op de barre tocht die ze door het verwoeste Europa moesten afleggen voordat ze eindelijk konden terugkeren naar Frankrijk en hun huisgezinnen die ze zo lang hadden gemist. Een getuigenis van uitzonderlijke kracht dat zoals altijd virtuoos in beeld is gebracht door een van de grootmeesters van de hedendaagse strip.
Een bundeling van drie korte verhalen en de stripnovelle De kakkerlakkenkiller (1984), die zich allemaal afspelen in de stad die nooit slaapt: New York. Dat decor is niet de enige overeenkomst: stuk voor stuk getuigen de verhalen van een inktzwarte visie op de mens, zoals alleen Tardi op papier kan zetten. Een bewijs dat de tekenaar zich in New York even goed thuisvoelt als in de natgeregende straten van Parijs, en dat het menselijke tekort zich niets van grenzen aantrekt.
Parijs november 1911. Om iets voor middernacht breekt in de plantentuin van het Natuurhistorisch Museum, 4 een 136 miljoen jaar oude pterodactylus uit zijn ei. Het prehistorische monster vliegt de nacht in en zaait de komende weken paniek in de lichtstad. Op die manier begint het eerste album van Isabelle Avondrood, een cynische en onweerstaanbaar nieuwsgierige romanschrijfster die keer op keer in de meest fantastische avonturen verzeilt. Van monsters en demonen over waanzinnige geleerden tot maanzieke mummies: haar universum wordt bevolkt door de meest buitengewone creaturen. Deze derde integrale bundelt de laatste drie albums uit de reeks: Allemaal monsters, Het geheim der diepten en Het helde labyrint.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.Ok