Op haar weg op het spoor van haar verdwenen vader ontmoet Léonie De Sars midden in de Indische Oceaan kapitein Lukian Bruckner en zijn nichtje Magdalena. Alles in haar schreeuwt haar toe zo snel mogelijk weg te lopen van de grote mensenhater die even meedogenloos is als de oceaan. Alleen is dit afschuwelijk figuur de laatste man die haar vader levend heeft gezien. Léonie heeft dus geen andere keuze dan samen te werken met Lukian, zijn stomme nicht en de geheimen die ze delen.
Het einde van de eerste cyclus geeft Mandor (en de lezer) enkele antwoorden op vragen die sinds deel 1 opdoken: waar komt hij vandaan en wat is de bestemming van de Jupiter? Mandor vervulde zijn missie: er werd contact gemaakt met wie zich in het ruimteschip bevindt... of met wie er nog overbleef. Een oorlog verscheurt de opvarenden van de Jupiter sinds een bende fanatici gelijk wie ervan weerhoudt het commando van het gigantische ruimteschip over te nemen. Zij hebben liever dat het ruimteschip het "pad van God" volgt. Het doel van Mandor en zijn metgezellen bestaat nu uit het bereiken van de commandopost, die voorlopig standhoudt, maar voor hoelang nog? Op zoek naar zijn eigen identiteit leert Mandor dat zijn twijfels gegrond zijn: hij is geen profeet en misschien is hij zelfs geen mens.
Een man komt uit het niets, vanuit een begraafplaats in een vijandige, onbewoonde woestijn, waar leven onmogelijk is.
Hij wordt ontdekt door Pip, een jonge bedrieglijke, ernstige dief die hem in zijn slaap terugvindt in een grafkelder. Hij is naakt en spreekt niet. Het enige onderscheidende kenmerk: een tatoeage die een hand voorstelt, die hem de bijnaam 'Gouden Hand' opleverde.
Pip neemt hem mee naar Bas Courtil, een primitief stadje dat zich vastklampt aan een rotsachtige heuvel. Beetje bij beetje leert hij spreken en blijkt hij intelligent te zijn, want niettegenstaande zijn geheugen nog steeds ontbreekt, is hij ongelooflijk goed in het repareren van alle soorten mechanische toestellen en kan zelf de duizend en één toestellen doen herstarten die Pip reeds verzamelde... Hij wint al snel de sympathie van de ene kant van de bevolking maar ook de afgunst van de andere kant...
Een man komt uit het niets, vanuit een begraafplaats in een vijandige, onbewoonde woestijn, waar leven onmogelijk is.
Hij wordt ontdekt door Pip, een jonge bedrieglijke, ernstige dief die hem in zijn slaap terugvindt in een grafkelder. Hij is naakt en spreekt niet. Het enige onderscheidende kenmerk: een tatoeage die een hand voorstelt, die hem de bijnaam 'Gouden Hand' opleverde.
Pip neemt hem mee naar Bas Courtil, een primitief stadje dat zich vastklampt aan een rotsachtige heuvel. Beetje bij beetje leert hij spreken en blijkt hij intelligent te zijn, want niettegenstaande zijn geheugen nog steeds ontbreekt, is hij ongelooflijk goed in het repareren van alle soorten mechanische toestellen en kan zelf de duizend en één toestellen doen herstarten die Pip reeds verzamelde... Hij wint al snel de sympathie van de ene kant van de bevolking maar ook de afgunst van de andere kant...