Rouen, november 1449.
Karel VII komt zegevierend de op de Engelsen veroverde stad binnen. Op de Place du Vieux Marché denkt de koning aan Jeanne d'Arc die hier 18 jaar eerder werd verbrand. Hij denkt aan degene die aan de oorsprong stond van de herovering, degene die de loop van de Honderdjarige Oorlog wist te keren door Orléans te bevrijden, degene die hem naar Reims leidde om tot koning gekroond te worden, degene die hij aan de Engelsen overliet zonder iets te doen om haar te bevrijden...
Nu, voor de koning, is het tijd om zijn nagedachtenis te eren. Achttien jaar na Jeannes dood, is er een nieuw proces begonnen.
Een viking kan niet leven in een wereld waar de moordenaars van zijn familie rondlopen. Het offer van Nessa is niet voor niets geweest. De clans die Björn de Verbrande volgden, hebben zich achter Ulf Keludar geschaard en Islandia is dus verenigd. Maar de queeste van Elrik begint nog maar net… Hij heeft zijn geheugen weer terug en besluit naar het vasteland te trekken om zich te wreken op degenen die hem alles ontnamen: Hakoo, de koning van Noorwegen, en Ygrid, zijn priesteres, die van Elrik een berserker maakte. Hoewel een onsterfelijk leger met Loki als aanvoerder hem bedreigt, gaat Elrik zijn lot niet uit de weg. Volgens Ygrid is de profetie duidelijk: binnenkort zullen ze alle drie verenigd zijn. De gevolgen zijn niet te voorspellen…
Hoe vecht je tegen een tegenstander die al dood is? Elrik en Tara zijn eindelijk terug in Islandia, maar het is misschien wel te laat…, want de geesten van Loki, het leger van tot leven gewekte doden, heeft al chaos gezaaid in een groot deel van het eiland. Als hij de dreiging wil verslaan, moet de Orkadiër een bondgenootschap sluiten met zijn ergste vijand: koning Hakon van Noorwegen. Gaat hij de uitgestoken hand aanvaarden, nu hij heeft gezworen de kop van die berserkers af te zullen hakken? Jérôme le Gris schrijft een apotheose voor deze Vikingsaga die bulkt van het bloed en de razernij, die van de pagina’s spat dankzij de krachtige stijl van Benoît Dellac.